Europese digitaliseringsstrategie

Samen op onze eigen manier

Focco Vijselaar, directeur-generaal bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat: “We moeten digitaliseren op een manier die het schaalvoordeel van het economisch blok van de EU benut.”

Door Karina Meerman

Digitalisering is voor de Europese Commissie net zo’n belangrijke ontwikkeling als het klimaat en de energietransitie. Nederland doet het goed op dit gebied, maar om verder te komen moeten in Europees verband stappen worden gezet. Dat moet gaandeweg, al lerend uit en in de praktijk. Vergelijk digitalisering met autoverkeer: Europese wegen hadden niet onmiddellijk witte strepen die het verkeer in goede banen leidden.

De autogordel, uitgevonden in 1956, werd in Nederland pas in 1990 verplicht en in Europa in 2006. Autoverkeer was nieuw en werd gaandeweg gereguleerd, op basis van lessen uit de praktijk. Zo zou het in Europa ook moeten gaan rondom digitalisering, aldus Focco Vijselaar, directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. “Regulering op Europese schaal met behoud van nationale digitale autonomie, zodat lidstaten op hun eigen manier met digitalisering aan de slag kunnen, binnen de Europese wet- en regelgeving.”


Dat Nederland het niet alleen kan doen, is voor Vijselaar een uitgemaakte zaak. “We kunnen nationaal wel oplossingen gaan bedenken voor alle issues die bij dit ongelofelijk brede thema horen, maar kijk ook eens naar de schaal.” Hij noemt als voorbeeld het delen van data. “Dat doen we heel goed in Nederland. In privaat-publieke samenwerkingen zoals de Data Sharing Coalition, met inmiddels 40 deelnemende partijen, vinden we samen de regels waarmee we veilig en onafhankelijk data kunnen delen. Voor grote spelers als Philips, ASML en Adyen is het Europese niveau echter veel relevanter.”


Handen en voeten geven aan een Europese digitaliseringsstrategie is echter lastig. “Brussel is van oudsher een wetgevingsinstituut en moet nu een slag gaan maken naar de praktijk. Hoe gaan we dat praktisch doen en hoe brengen we dit in lijn met nationale initiatieven? Daarom is er in Europa ook steeds meer aandacht voor interoperabel werken, zodat informatie en data makkelijker uitwisselbaar zijn tussen verschillende organisaties.” Dat betekent kijken naar andere lidstaten, hoe zij data delen en de krachten bundelen. “We moeten digitaliseren op een manier die het schaalvoordeel van het economisch blok van de Europese Unie benut.” Interoperabiliteit vereist afspraken over standaarden en zeker in internationale context zijn daar vele knopen over door te hakken. Gelukkig is er in Brussel wel eensgezindheid over de basisprincipes van digitalisering.


Europese normen en waarden

Principes op het gebied van privacy bijvoorbeeld worden in Europa anders gewaardeerd dan bijvoorbeeld in China of de VS. Gevraagd naar Europese normen en waarden in de aanpak rondom digitalisering, zegt Vijselaar: “Wij willen dat burgers en ondernemers zich op de markt kunnen begeven en dat hun persoonlijke leefomgeving wordt beschermd. Ook willen we oneigenlijke machtsposities voorkomen. Heel concreet; sommige dingen moeten we niet willen ontwikkelen, zoals gezichtsherkenning voor massasurveillance. De mentaliteit van ‘winner-takes-all’ past ons niet, die is monopolistisch en maakt een einde aan de kansen voor nieuwkomers. Inclusiviteit hoort ook bij Europa. En we vinden het belangrijk dat data veilig kunnen worden opgeslagen door bedrijven en burgers. Dat kan door regelgeving en door een eigen infrastructuur te stimuleren.”


Macht en tegenmacht

Een ander belangrijk thema op Europees niveau is macht en tegenmacht. Vijselaar zegt daarover: “Op het gebied van digitalisering hebben we te maken met hele grote internationale spelers. Die kunnen we niet alleen in Nederland reguleren, dat moeten we gezamenlijk doen. De Europese Commissie is bezig met wet- en regelgeving zoals de Digital Services Act en de Digital Market Act, en eerder hadden we natuurlijk al de AVG.” Dat zijn grote stappen, maar we zijn er nog niet. Net als in eerdergenoemd autoverkeer gaat het om gaandeweg zaken aanpassen aan ervaringen in de werkelijkheid, vindt Vijselaar. “Niet fors ingrijpen omdat we bang zijn van de risico’s, beter is het te leren hoe we de risico’s beheersen en toch de kansen benutten.” Met andere woorden het is beter een vangrail in de berm te plaatsen, dan de auto te laten staan.

Brussel is van oudsher een wetgevingsinstituut en moet nu een slag gaan maken naar de praktijk

Hulp voor mkb

Nederland scoort in Europa hoog met zijn digitale infrastructuur en kwaliteit van het netwerk. Qua digitale vaardigheden zit het Nederlandse mkb echter in de middenmoot. Hoe kunnen zij volgens Focco Vijselaar verder komen in de digitale transitie? “Drie vragen. Begrijp je wat je kunt met digitalisering? Heb je tijd om het uit te zoeken? Ben je inventief genoeg om te bedenken hoe het werkt met jouw business­model?” Vijselaar begrijpt heel goed dat lang niet iedere ondernemer ‘ja’ kan antwoorden op iedere vraag. “Soms is gewoon hulp nodig.”


Daarom kent Nederland inmiddels meerdere fieldlabs en laagdrempelige experimenteerruimtes waar mkb’ers kunnen binnenlopen om digitalisering en robotisering in werking te zien. “Een bedrijf dat groot is geworden met een bepaald businessmodel, kan soms hulp gebruiken om naar een ander businessmodel te gaan. Het kost tijd om nieuwe kennis en kunde op te doen en te zien hoe nieuwe technologie inzetbaar is in het eigen bedrijf.”


Voor informatie rondom de toepasbaarheid van AI en machine learning, verwijst Vijselaar graag naar de Nederlandse AI Coalitie, die zo’n 500 deelnemers heeft. Het is een publiek-privaat samenwerkingsverband waarbij overheid, bedrijfsleven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en maatschappelijke organisaties zich inzetten om AI-ontwikkelingen in Nederland verantwoord toe te passen en alle kansen te benutten.