Provincie als stootbuffer en verbinder tussen Rijk en gemeenten

Martijn van Gruijthuijsen is voorzitter van de Bestuurlijke Kopgroep Digitalisering van het Interprovinciaal Overleg (IPO). Hij laat zijn gedachten gaan over digitalisering, de verbindende aard van de provincie en welke
rol platforms kunnen spelen om overheid en burger nader tot elkaar te brengen.

Door Karina Meerman

Beeld Wim Roefs

Als Gedeputeerde Economie, Kennis en Talentontwikkeling voelt Martijn van Gruijthuijsen zich prettig in Noord-Brabant, als schakel tussen Rijk en gemeenten. “Vanuit het Rijk gezien is er geen blauwdruk voor heel Nederland. De regio’s verschillen: de Randstad is geen Brabant, dat weer anders is dan Groningen of Limburg. Dus daar zitten wij als middenbestuur tussen. Voor de gemeenten zijn we een soort stootbuffer die voorkomt dat zij onder de stoomwals komen van het Rijk. Waarmee ik bedoel dat het Rijk niet zomaar alle gemeenten kan opleggen wat zij moeten gaan doen.”


Andere tijden

Van 2011 tot 2019 was Van Gruijthuijsen lid van de Provinciale Staten en in 2019 trad hij toe tot de Gedeputeerde Staten. Hij heeft in die periode nogal wat veranderingen gezien. Het aantal fte’s is bij provincies behoorlijk gedaald en het aantal gebouwen ook. Zo huist ‘Brabant’ voornamelijk nog in het 23-verdiepingen tellende provinciehuis uit de jaren zeventig. De stijl en dynamiek van het politieke ambt zijn sinds die robuuste bouwstijl ook niet meer dezelfde. Net als Rijk en gemeente voelt de provincie de effecten van social media op de politiek en ervaart ze de verbreding en versplintering van het politieke landschap. Van Gruijthuijsen: “Gelukkig zijn we in 2021 niet meer de regentensamenleving waar de overheid dicteert; er is veel meer samenwerking en uitwisseling met belangenbehartigers en burgers. De provincie staat voor inhoud en perspectief.” Dat vraagt om aanpassingsvermogen: nog immer geldt survival of the fittest. Wie beweegt, overleeft. Van Gruijthuijsen maakt zich geen zorgen: “Het zit in ons DNA om te verbinden, dus als er verandering is, bewegen we mee zodat we dat kunnen blijven doen.”


Platformeconomie

Een andere grote beweging is de opkomst van de platformeconomie. Gevraagd naar zijn definitie van dat woord, antwoordt Van Gruijthuijsen: “Ik zou zeggen dat de platform­economie bestaat uit servicebedrijven die met behulp van data hun bedrijfsvoering en innovaties zo efficiënt en effectief mogelijk ontwikkelen en daarmee burgers en belanghebbende zo goed mogelijk bedienen. We kennen betalingsplatforms, bestelplatforms, mobiliteitsplatforms: de bekende namen Uber, PayPal en Thuisbezorgd.” Nieuwer is de ontwikkeling van burgerplatforms, bijvoorbeeld op het gebied van milieukwaliteit. Op www.samenmetenaanluchtkwaliteit.nl/projecten staan verhalen van burgers die, in samenwerking met de RIVM, lucht- en waterkwaliteit meten. “Dergelijke dataplatforms stimuleren interactie tussen burger en overheid”, zegt Van Gruijtuijsen. “Het is natuurlijk wel belangrijk dat de betrouwbaarheid van de gegevens duidelijk is en dat we die kunnen staven. Maar dan kunnen we als overheid veel beter datagedreven beleid voeren, ontwikkelingen stimuleren - of tegenhouden, want dat laatste hoort ook bij onze rol.”

Per beleidsdomein moeten we iedere keer weer die afweging maken: is dit nog steeds mensgericht?

Digital Twins

Zelf vindt hij voor zijn werk ‘digital twins’ veelbelovend voor het maken van efficiënt en effectief beleid. De term verwijst onder andere naar digitale proefopstellingen van machines of organisaties waarmee keuzes eerst doorgerekend kunnen worden voor ze worden uitgevoerd. “Een mooie ontwikkeling, maar ook uitdagend, want we hebben nog heel veel stappen te zetten.” Hij vergelijkt de evolutie van digital twins met die van voetbalgames: “Tien jaar geleden speelde je op de gameconsole voetbal met generieke poppetjes. Nu zien die poppetjes er echt uit als Ronaldo en Frenkie de Jong.” Verwacht hij dan ook een digitale scheidsrechter die bij twijfel het spel stillegt, al dan niet tot grote ergernis van de supporters? “Ho ho, de VAR is geen algoritme! Dat is een mens die meer technische faciliteiten heeft dan de kijker, waardoor hij scherpere analyses kan maken. Het blijft een menselijke inschatting.”


Ethiek in datagedrevenheid

Een mooie brug naar de overtuiging dat de mens toch echt centraal moet blijven voor een overheid die heel graag datagedreven wil werken. “Dat betekent dat we per beleidsdomein iedere keer weer die afweging moeten maken: is dit nog steeds mensgericht? Daarom heeft de IDA (Interprovinciale Digitale Agenda) de Interprovinciale Gids Ethiek en Digitale Transformatie laten maken. Deze helpt provinciale bestuurders met het ethisch verantwoord inzetten van data en digitale technologie. “We moeten de stappen daarin echt doorlopen”, zegt Van Gruijthuijsen, “en per beleidsdomein afwegingen maken. Mobiliteit verhoudt zich immers anders tot grondrechten dan bijvoorbeeld de openbare orde. We willen als provincies een datagedreven overheid zijn en samenwerken met andere overheden en de samenleving. De maatschappelijke opgave moet dan centraal staan.”

Vanuit zijn voorzittersrol in de bestuurlijke kopgroep Digitalisering, roept Van Gruijthuijsen zijn collega’s op een bewindspersoon aan te stellen die digitalisering centraal in de portefeuille heeft. “Ik heb zelf ervaren hoe aandacht voor een maatschappelijke opgave en digitalisering voor een bepaalde periode echt heel goed werkt. In mijn geval was dat de stikstofproblematiek. Binnen het IPO is er altijd één koploper op een thema, die kennis en ervaring deelt over het ontwikkelen en toepassen van beleid. Zo krijg je bijvoorbeeld twaalf stikstofafdelingen die bij elkaar zitten en leren van elkaar. Het is heerlijk om te zien met hoeveel enthousiasme dat gebeurt. Zo nemen we als provincies samen betere besluiten.”

Deel dit artikel: