Je moet het verleden kennen om het heden te begrijpen

Door Karina Meerman

Beeld Jiri Büller/De Beeldredaktie

In 2015 verscheen het eindrapport ‘Naar grip op ICT, Parlementair onderzoek naar ICT-projecten bij de overheid’ van de commissie Elias. Nicole Stolk-Luyten, directeur resolutie bij De Nederlandsche Bank, vroeg een panel met decennia aan ICT-historie wat de overheid sindsdien heeft geleerd en wat ze nog te leren heeft.

De drie panelleden hadden ieder een eigen taak. Het verleden was voor Maarten Hillenaar, nu algemeen directeur Centric, maar van 2009 tot 2014 CIO Rijk. De blik op het heden was voor Kees Verhoeven, eigenaar Bureau Digitale Zaken. Toekomstperspectief kwam van Ron Roozendaal, kwartiermaker digitale samenleving bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

“De commissie Elias kwam te laat en te vroeg”, begon Hillenaar. “Onze Belastingdienst was wereldwijd een voorbeeld van een overheidsorganisatie die goed omging met ICT. Toen moest ze naast geld innen, ook geld gaan uitgeven. Dat is een andere tak van sport. De commissie kwam te laat om daar lessen uit te trekken. Ze kwam ook te vroeg, omdat ze concludeerde dat overheid en ICT slecht werkte, terwijl wij bezig waren het fundament te bouwen waarop wel degelijk succes kon worden gerealiseerd. Dat proces werd met die conclusie doorkruist.”


Verhoeven zat in die tijd in de Tweede Kamer. Hij vond de oprichting van Bureau ICT-toetsing (BIT) een goede toevoeging “als toets vooraf, een luis in de pels”. In het nu maakt hij zich zorgen dat de politieke aandacht voor digitalisering aan het verslappen is. “De overheid probeert op dit moment te veel te doen. Maak een keuze.”


Voor Roozendaal bij BZK kwam, leidde hij de ontwikkeling van de CoronaMelder en CoronaCheck. Terugdenkend zei hij: “In de hijgerigheid van het moment wilde iedereen sneller, maar wij zijn op een gegeven moment juist vertraagd. Door rust in te bouwen konden we zorgvuldiger werken.” Gevraagd naar de dag van morgen gaf hij aan over digitalisering te willen praten met een breder deel van de samenleving dan wat aanwezig is bij het iBestuur Congres.

De overheid probeert op dit moment te veel te doen. Maak een keuze

Vlnr. Maarten Hillenaar, Kees Verhoeven en Ron Roozendaal.

Commissie digitale zaken

De overheid heeft nu een commissie digitale zaken en een staatssecretaris digitalisering. Hoe keken de panelleden daar tegenaan, vroeg Stolk-Luyten. Verhoeven zei dat zijn vrees is uitgekomen: de commissie heeft niet voldoende politieke kracht gekregen. “Pak een aantal dossiers en zeg: die zijn van ons. De sleepwet, de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden: ik hoor geen Kamerlid praten over het verzamelen van grote hoeveelheden data over burgers, waarmee ze van tevoren verdacht gemaakt kunnen worden.” Verhoeven zei dat “onze eigen, democratische overheid” te ver doorschiet in haar datagebruik. “En dat is in strijd met onze rechtsstaat.”


Roozendaal wil daarom graag een publiek gesprek over de spanning tussen publieke waarden, zoals gevoeld kan worden tussen veiligheid versus gegevensbescherming. “Om te begrijpen waarom keuzes tot stand komen.” Verhoeven pleitte net als hij voor vertraging, met name in de politiek. “Hoe kabinet en Tweede Kamer nu besluiten nemen, is een mallemolen. Die cultuur is onderdeel van het probleem. Het zou rustiger kunnen en meer gefocust. En hoffelijker en geduldiger en op de inhoud. Dat is nodig op alle domeinen.”


Collectief geheugen

Gevraagd naar een les voor meer vertrouwen in de overheid, antwoordde Hillenaar dat eerst de basis op orde moet zijn. “Maar de discussie gaat te vaak over wat misgaat en daarmee wordt het vertrouwen niet groter.” De drie heren zagen wel meer openheid sinds de commissie Elias, niet alleen in gebruik van opensourcesoftware, maar ook in processen.

Hillenaar hoopte dat de overheid vaker terugkijkt om een collectief geheugen op te bouwen. “Ik lees in boekjes van dertig jaar geleden hetzelfde als nu. We zijn succesvol als de juiste mensen elkaar kunnen vinden. We hoeven niet telkens opnieuw te beginnen.”